Mens en samenleving

Mens en samenleving
 
Wat roept het artikel bij me op?
Ik heb het artikel ‘Inleveren voor of tegen het neoliberalisme’ van Paul Verhaeghe gelezen en was vrij verrast van de informatie. Ik ben er eigenlijk nooit bij stil gestaan hoe de economie ons leven manipuleert. Het egoïsme dat nu op de wereld heerst, heeft me wel altijd gestoord. Ik vind het gewoon onnozel dat iedereen voor zichzelf leeft, gelijk als een persoon met autisme. In een tijdperk dat er zoveel communicatie mogelijk is, wordt het enkel gebruikt voor de economie, reclame, … I.p.v. de mogelijkheden enkel te gebruiken om beter sociaal te kunnen omgaan, om als uniek persoon met unieke talenten en capaciteiten iets bij te dragen aan de maatschappij, wordt het op een negatieve manier gebruikt.
Als ik mezelf van dichtbij bekijk merk ik ook dat ikzelf ‘verslaafd’ ben aan het neoliberalisme. Met alles waarmee ik bezig ben komt er een gedachte op: wat zal het voor mij opbrengen? Heb ik er zogezegd winst of voordeel aan? Het is een egoïstische blik op het leven.
Terwijl ik dit aan het schrijven ben heb ik nog steeds het gedachte in mijn achterhoofd: “Iedereen is nu eenmaal zo en het ligt dus eigenlijk niet aan mij…” En, hier heb je het weer, telkens de schuld op iemand anders leggen.
Mijn mening bij 4 ideeën:
Idee 1: “Niet zo lang geleden werd de maatschappij bepaald door het samenspel tussen minstens vier dimensies: het politieke, het religieuze, het economische en het culturele – waarbij het politieke en het religieuze luik de doorslag gaven. Vandaag zijn al die dimensies verdwenen: politiekers zijn voer voor Geert Hoste, over de religie kunnen we best zwijgen en iedereen is kunstenaar. Er blijft maar één dominant discours meer over, met name het economische. Wij leven in een neoliberale samenleving waarin alles een product geworden is.”
Ik ga er grotendeels mee akkoord. Het is inderdaad zo dat de economie onze samenleving vormt, maar ik vind dat de politiek nog ook macht heeft; het speelt nog ook een rol in de samenleving. De politiekers zijn tenslotte degene die ons land regeren en die de wetten bepalen. Wij moeten die wetten verplicht nastreven, dus de politiek is volgens mij nog steeds doorslaggevend.
Religie is nog steeds een belangrijke punt in de samenleving. Denk maar aan de religieuze feestdagen waarbij alle bedrijven, winkels, … gesloten zijn. De religie heeft dus ook invloed op de economie. Als alles gesloten is, dan is er geen groei in de economie. We zijn dus niet helemaal materialistisch geworden.
Het is zeker zo dat cultuur onze maatschappij niet bepaald, iedereen is inderdaad kunstenaar. Maar dat vind ik wel prima. Op die manier kan iedereen zijn creativiteit en ideeën tot stand brengen.
De maatschappij wordt inderdaad niet bepaald door de cultuur, maar de cultuur ‘steunt’ wel de economie. Denk maar aan alle culturele plaatsen die veel geld opbrengt voor de economie.
Ik ben er mee eens dat alles een product is geworden. Je moet als persoon snel en goed kunnen presteren, anders behoor je niet in de samenleving. Daardoor zijn er mensen die uit de groep vallen en in depressie geraken. Er zijn ook mensen die goed lijken te presteren maar ze zijn onder een enorme druk dat ze ook depressief worden. Een mens moet zichzelf kunnen zijn, hij hoeft de andere niet na te apen.
De economie bepaalt dus volgens mij grotendeels de maatschappij maar de politiek, religie en cultuur spelen daarin nog ook een degelijke rol.
Idee 2: “Pesten was vroeger een probleem op de scholen, nu is het volop aanwezig op de werkvloer, als een typisch symptoom van onmacht, waarbij de frustraties afgereageerd worden op de zwaksten. Onderhuids leeft er angst, van faalangst tot ruimere sociale angst voor die al te bedreigende ander.”
Ik ga hiermee akkoord. Ik heb zelf ook opgemerkt dat mensen vandaag helemaal gericht zijn op hun eigen veiligheid, op hun eigen succes. Mensen zijn bang om hun werkplaats te verliezen door een klein foutje en leggen dus de schuld op een ander, die zwakker dan hunzelf zijn.
Een genoot van mij die secretaresse is in een groot bedrijf heeft me verteld dat haar baas eens een belangrijke document heeft gezocht en iedereen hierbij de schuld heeft gegeven. Ten slotte heeft ze het op haar eigen bureau gevonden.
De meeste mensen vinden het spijtig genoeg veel gemakkelijker om iemand anders de schuld te geven, voor fouten waar zijzelf de schuld voor dragen. Het is nu eenmaal een corrupte samenleving waarbij het moeilijk is om anderen nog te vertrouwen.

Hieronder voeg ik een artikel toe i.v.m. pesten op het werk.

Over lijders en leiders op het werk
REPORTAGE. Eén op de tien werknemers slachtoffer van pesterijen
04/05/2001 om 00:00 door Michel Vandersmissen
 “Ik kan begrijpen dat die postbode uit Sint-Joris-Weert zelfmoord pleegde nadat hij gepest was op het werk. Ik heb het zelf meegemaakt. De psychologische terreur door mijn collega's ging zo ver dat ik compleet kapotgemaakt en onder hun druk mijn eigen ontslagbrief tekende.'' Dat zegt de 42-jarige J.P. uit Antwerpen. Hij is een van de naar schatting een op de tien Belgen die het slachtoffer is van pesterijen of mobbing op het werk.
De tragische zelfmoord van de 22-jarige postbode David (DS 23 oktober) vestigt de aandacht op volgens sommigen een van de laatste taboes: pesten op het werk. Alle onderzoeken, in binnen- en buitenland, tonen aan dat mobbing vaker voorkomt dan men vermoedt. Toch zwijgen de meeste betrokkenen erover, niet in het minst de werkgevers.
Onder pesten op het werk verstaat men meestal een situatie waarbij een werknemer door een of meerdere collega's wordt dwarsgezeten en niet in staat is zich afdoende te verweren.
Deze pesterijen nemen de meest uiteenlopende vorm aan. Een werknemer met een lijfgeur ondervindt dat op een dag zijn bureau verplaatst is en dat er anonieme dreigbrieven in zijn postvakje liggen. Een nieuwe chef wordt fijngemalen door zijn mensen omdat ze zijn opdrachten zodanig slecht uitvoeren dat de directie denkt dat hij de schuldige is. Een vrouw die niet ingaat op seksuele intimidaties van haar chef krijgt als “straf'' het minst aantrekkelijke werk en wordt het slachtoffer van vlijmscherpe roddels.
Dat soort praktijken gebeurt elke dag en wie er het slachtoffer van is, kan er zich blijkbaar moeilijk tegen verweren. Vele buitenstaanders begrijpen de klachten niet en zeggen dat “het allemaal toch zo erg niet kan zijn''. Meestal gaat het van kwaad naar erger of van redelijk onschuldige grapjes tot psychologische terreur die niet langer houdbaar is.
Veel wetenschappelijk onderzoek over de omvang van het probleem is in ons land nog niet verricht. Zweden is een van de voorlopers op dit vlak. Daar blijkt 3,5 procent van de werkende bevolking echt gepest te worden en wordt een op de tien zelfmoorden toegeschreven aan pesten op het werk. In Nederland zouden jaarlijks naar schatting 100.000 tot 250.000 personen ten prooi vallen aan psychoterreur op het werk.
In ons land deed Carinne Schockaert in het kader van een eindverhandeling aan de Katholieke Hogeschool van Antwerpen een tweetal jaar geleden een enquête over dit onderwerp bij het Vlaamse bedrijfsleven. Daaruit bleek dat tien procent van de ondervraagde personeelsleden verklaarde regelmatig gepest te worden. Mogelijk nog meer verontrustend was haar vaststelling dat “de grote meerderheid van de bedrijven zich weliswaar bewust is van het fenomeen, maar toegeeft dat er hieromtrent nauwelijks een beleid wordt gevoerd''.
Dat bevestigt J.P. “Nergens kon ik terecht met mijn klachten, tenzij dan bij mijn vrouw. Die begreep het eerst ook niet, totdat zij het zelf uit de mond van mijn pesters hoorde: uw man heeft niets verkeerd gedaan. Hij krijgt gewoon geen enkele kans van ons. Dat zei die man letterlijk. Dat redde mogelijk onze relatie.''
J.P. werd in 1998 aangesteld tot directeur van een college in het Antwerpse. Hij werd hiervoor gevraagd door de directeur die op rust ging. “Ik kwam bovendien als beste kandidaat uit een reeks testen.''
“Op die school met 150 leraars was er een invloedrijk groepje van zes leerkrachten. Die beslisten meteen mijn leven zo zuur mogelijk te maken. Een van hen was zelf kandidaat geweest.''
De zes begonnen met een vernietigende roddelcampagne. “Er werden dingen verteld die complete nonsens waren, maar tegen roddels kan je je niet verdedigen. Zelfs de directeur die op rust ging werd “benaderd'' en onder druk gezet. Die draaide uiteindelijk zijn jas en weigerde bijvoorbeeld om mij voor te stellen aan het personeel.''
Het conflict verergerde na wat buitenstaanders zullen beschouwen als een futiliteit. “Voor het toezicht op de speelplaats was maar in een personeelslid voorzien voor een groep van zeshonderd leerlingen. Omdat het secretariaat te weinig personeel had, wilde ik aan de ondernemingsraad voorstellen om leraars in te schakelen. Dat zou hen slechts tien minuten extra per week kosten. In geen tijd werd het hele korps tegen mij opgezet.''
J.P. beweert nochtans dat hij de steun had van de meerderheid van de school. “Maar niemand durfde tegen de zes optreden. Ze hadden een enorme invloed en wie tegen hen was, riskeerde een slecht lessenrooster.''
Nauwelijks drie maanden na zijn aanstelling werd J.P. ontslagen. “Ik werd verplicht zelf ontslag te nemen. Dat wilde ik eerst niet, maar ik was psychisch zo murw geslagen dat ik compleet kapot een door hen gedicteerde ontslagbrief tekende.''
“Als ik mezelf dit hoor vertellen, denk ik nog steeds dat zoiets toch niet kan. Toch is het zo. Ik was helemaal futloos. Alle energie om terug te vechten was weg. Het klinkt hard, maar nu begrijp ik hoe een gemartelde door de knieën gaat en bekentenissen aflegt. Bij mij was het net zo.''
***
Uit het onderzoek van Carinne Schockaert blijkt dat roddelen met stip op de eerste plaats staat in de top-tien van pestmethodes. Daarna volgen verbale agressie, sociale isolatie, organisatorische maatregelen zoals het verhuizen van het bureau naar een onaangename plek en het voortdurend krijgen van de meest vervelende opdrachten. Ook aanvallen op het privéleven van het slachtoffer en zelfs fysiek geweld worden niet gemeden.
Merkwaardig was dat het karakter van het slachtoffer in veertig procent van de gevallen als oorzaak van de mobbing werd genoemd. “Het viel mij op dat personeelsdiensten zelden binnen de eigen organisatie zoeken voor de aanleiding van de pesterijen'', schreef Schockaert.
Bij de slachtoffers zijn mannen en vrouwen ongeveer in dezelfde mate vertegenwoordigd, maar bij de pestkoppen zijn de mannen wel ruim in de meerderheid (71 procent).
Wat wordt hiertegen gedaan? De Post opent een onderzoek naar wat er gebeurde met postbode David. Maar meestal gebeurt er niets, tenzij dan dat het slachtoffer zelf opstapt of overgeplaatst wordt naar een andere dienst. De pestkop wordt ongemoeid gelaten.
“Dat is toch ongehoord'', zegt J.P. “Dat gebeurde ook in mijn geval. Sterker nog, een van hen werd benoemd tot mijn opvolger. Ze werden beloond voor hun asociaal gedrag. Ik vind dat de werkgever een tweesporenbeleid moet voeren. De pester ligt soms met zichzelf in de knoop en overcompenseert zijn onzekerheid. Daarom zou men hem psychologisch moeten begeleiden en als dat niet helpt, is een zware sanctie op zijn plaats. Misschien kan de chef starten met de pester over te plaatsen en als hij daar herbegint, lijkt een ontslag onvermijdelijk. Zulke maatregelen moeten worden opgenomen in een ethische code die bij het arbeidscontract hoort.''
“Tegelijkertijd moet het slachtoffer een goede opvang krijgen. Als dat gebeurt en als de directie en de directe omgeving van de gepeste duidelijk maken dat pesterijen onduldbaar zijn, dan zullen zulke praktijken snel stoppen.''
Onlangs werd een zelfhulpgroep opgericht omtrent pesten op het werk. De Vereniging “Helpende handen'' kreeg in haar drie maanden bestaan al 180 meldingen van pesterijen op het werk. De vereniging is te bereiken op 013-67.43.02.
SP-senatrice Myriam Van Lerberghe en haar PS-collega Philippe Mahoux dienden een wetsvoorstel in dat psychisch geweld op het werk wil aanpakken. Het wetsvoorstel legt het accent op de preventie. Bij de Standaard Boekhandel, Icarus verscheen van Sonja Emmerechts het boek “Pesten. Wat doen we eraan?'' over pesten op het werk, op school en in de persoonlijke relatie. 


Bronvermelding: De Standaard.be. (2001). Geraadpleegd op 22 juli 2016 via


Idee 3: “Kort samengevat: hoe groter de inkomensverschillen in een regio, des te meer mentale stoornissen, tienerzwangerschappen, kindersterfte, agressie, criminaliteit, drugsgebruik en pillen; des te lager de gemiddelde levensverwachting, lichamelijke gezondheid, onderwijsresultaten, sociale mobiliteit en ruimer, de gevoelens van veiligheid en geluk. Bovendien – en dit zal voor veel mensen zeer verrassend zijn – bovendien gelden deze resultaten voor alle lagen van de bevolking, en blijven ze niet beperkt tot de laagste sociale klassen.”
Ik vind dit een vrij logische redenering. Niet voor niets wordt er steeds gezegd dat het belangrijk is om een gulden middenweg te vinden. Het kan vergeleken worden met een smalle weg waarop een persoon wandelt. Aan de twee kanten van de weg is er een diepe afgrond. Zolang hij rechtdoor gaat, gebeurt er niks. Hij is tevreden en gelukkig met zijn positie. Vanaf het moment dat hij kantelt, hij gaat niet meer mooi rechtdoor, valt hij in de afgrond.
Zo is het ook met de inkomensverschillen. Zolang er geen grote verschillen zijn, dan gaat iedereen op een mooie weg, een gezond en gelukkig leven. Vanaf het moment dat er grote verschillen zijn, dan vallen verschillende mensen aan de twee kanten van de afgrond: depressie, agressie, drugsgebruik, …
Rijke mensen denken vaak dat ze alles mogen doen en dat alles van hen is. Daardoor komen gelijksoortige mensen terecht in problemen. Ze zijn nooit gelukkig omdat ze steeds meer willen. Dit is dus een mogelijke oorzaak van drugsgebruik en criminaliteit bij rijke mensen.
De armen kunnen hun wensen soms niet vervullen door hun gebrek aan geld, ze voelen dat ze anders bekeken en behandeld worden dan de rest van de bevolking. Daardoor ontstaat er een gevoel van onmacht die ze gaan onderdrukken door geweld, criminaliteit en agressie en door gebruik te maken van drugs en pillen.
Idee 4: “Jongeren moeten zichzelf beschouwen als een bedrijf, waarbij kennis en vaardigheden in eerste en laatste instantie een economisch belang hebben waarmee zij hun marktwaarde kunnen verhogen. Daarmee heeft het competentie-onderwijs uitdrukkelijk het ideologisch gedachtengoed van het neoliberalisme geïmplementeerd in de scholing van onze kinderen. We hoeven dan ook niet verwonderd te zijn als hun eerste vraag luidt: Wat brengt het op? Voor mij? Dit is het logische resultaat van dit onderwijs, en achteraf gaan zeuren over het egoïsme en materialisme van de jeugd is op zijn zachtst uitgedrukt hypocriet.”
Het is inderdaad zo dat de leerlingen in het onderwijs te horen krijgen dat alles wat ze doen later een impact kan hebben voor de economie. Ze worden ervoor gestimuleerd en overtuigd. De leerlingen worden gedurende hun laatste jaren op secundair onderwijs constant gevraagd wat hun plan is voor de toekomst, in welk vak ze zich zullen specialiseren. Hier wordt ook heel hard de nadruk op de ‘winst’ gelegd, wat zal het opbrengen?
Maar aan de andere kant vind ik dat er op school ook veel normen en waarden worden aangeleerd, behalve bedrijfskennis. Er zijn nog steeds bepaalde lessen om ook de sociale vaardigheden te ontplooien…
Ik heb het artikel Onderwijs houdt ongelijkheid in stand (De Standaard* - 10 Sep. 2014 Pagina 12) gelezen. Ik vind ook dat het een oneerlijke samenleving is. Geen enkele persoon kiest in welke gezin hij geboren wordt en moet daarom dezelfde kansen als iedereen krijgen.
Waarom moet een persoon lijden voor zijn achtergrond waarop hij niets kan veranderen. De maatschappij zou de leerlingen van de lagere klassen moeten ondersteunen en helpen om het beste onderwijs te kunnen volgen en om uiteindelijk met een kwaliteitsvolle diploma de school te verlaten.

Bronvermelding: Geraadpleegd op 20 juli 2016 op www.vives.be/toledo
De Smet, D. (2014, september 10). Onderwijs houdt ongelijkheid in stand. De Standaard, p.12


Hoe omschrijf ik onze maatschappij.
Onze maatschappij is vandaag de dag heel economisch gericht. Alles draait rond geld, geld verdienen, geld investeren, geld sparen, geld, geld, …
·         De politiekers zoeken steeds om de welvaart van het land te verbeteren, om het kapitaal groter te maken.
·         De fabrieken leggen steeds nieuwe spullen op de markt om de consumenten tot kopen aan te zetten en zo hun kapitaal te vergroten.
·         De bevolking is steeds op zoek naar een beter job om meer te verdienen.
·         Jonge mensen openen nieuwe bedrijven
·        
Het gaat over ZELF ‘geld verdienen’. Het gaat hier niet om een betere leven te hebben maar om ZELF geld te verdienen.
Dit is onze maatschappij. MAAR er zijn nog steeds mensen die niet enkel op hun winst kijken. Er zijn mensen die ook aan de natuur denken, aan de toekomst. Rabbijn Shimon zei (Pirkai Avoth, joodse leerboek): “Wie is wijs? Degene die naar de toekomst kijkt.”

Wat is er typisch aan onze samenleving?
In onze samenleving zijn er allerlei mogelijkheden tot communicatie. Nieuws aan één kant van de wereld bereikt de andere kant van de wereld in een fractie van een seconde. Soms zeggen mensen dat het moeilijk is om in onze tijd te leven omdat we alle problemen, gruwelijkheden en ongevallen van de hele wereld weten. Vroeger wist je de problemen van je eigen stad, land, buurlanden maar vandaag weten we gewoon alles van overal.
De communicatie heeft veel positieve maar ook negatieve effecten.
Positieve effecten:
þ  Vrienden en familie hebben de mogelijkheid om in contact te zijn en in contact te blijven (denk maar aan Skype).
þ  Je kan van thuis af veel dingen doen via het internet.
þ  Je kan altijd je weg op google map vinden.
þ  Je kan de bussen van De Lijn volgen om te zien hoe lang je nog zal moeten wachten.
þ  E-mails komen direct tot hun bestemming aan i.p.v. brieven die minstens een dag duren. (IM, chatten, sms’en, …)
þ  Alles gaat vlotter en beter.
þ  Goedkoper en gemakkelijker kopen op het internet.
þ    ...

Negatieve effecten:
ý  Er wordt minder tijd doorgebracht met familieleden die in hetzelfde huis wonen. Soms zie je een groep vrienden die allemaal met hun smartphone bezig zijn. Ik twijfel dan of ze inderdaad naast elkaar staan. Misschien zijn ze daar lichamelijk wel, maar geestelijk zijn ze op een andere plaats.
ý  Kinderen en volwassenen kunnen op gevaarlijke websites terechtkomen
ý  Fraude via het internet.
ý  Mensen zijn ongeduldig als iets een beetje langer duurt dan verwacht.
ý  Kinderen zijn soms urenlang bezig op het internet omdat het een ‘aantrekkingskracht’ heeft.
ý 

Welke kenmerken heeft een goede samenleving?
ü  Verdraagzaamheid
-      Geen racisme, geen antisemitisme
-      Goed omgaan met diversiteit op school, op je werkplaats, met je buren, …
ü  Zorg voor de natuur.
We leven allemaal in dezelfde wereld. Waarom zouden we van een prachtige wereld er een slappe en vervuilde wereld van maken?!
ü  Eerlijk handelen
ü  Respect voor degenen die hoger staan.
 Niet neerkijken op anderen
ü  Samenhorigheidsgevoel





2 comments:

  1. Hoi Lea!
    Ik vind dat je je visie over de vijf dimensies heel goed hebt neergeschreven. Ik vond het heel interessant om te lezen wat je allemaal in je blog noteerde.
    Vooral het onderwerp neoliberalisme sprak me erg aan. Ik zie dat mijn visie over 'economisch' onderwijs met die van jouw overeenkomt.
    Ik zelf ben leerkracht in het kleuteronderwijs en ik besteed veel aandacht aan het aanleren van waarden en normen om de sociale vaardigheden van mijn kleuters te ontplooien. Ook in team wordt er veel gewerkt aan het aanbrengen van waarden, zoals respect voor de leerkracht, goede manieren enz.
    Het is best wel mogelijk dat niet alle scholen het doen. Dit vind ik zeer spijtig, want volgens mij is dit essentieel zodat de kinderen als volwaardige respectvolle en gemanierde personen in de maatschappij kunnen leven.

    Veel succes met je studies!!
    Groetjes, Rachel

    ReplyDelete
    Replies
    1. Dag Rachel!
      Bedankt voor je reactie! Ik ben blij dat een professioneel iemand het met mij eens is!
      Hopelijk zal ik later als leerkracht net als jij veel belang kunnen hechten aan het aanleren van goede waarden en normen aan mijn kleuters!
      Groetjes, Lea

      Delete